Verkeersongevallen
Een (ernstig) ongeluk in het verkeer is zo gebeurd. In Nederland vinden dagelijks veel verkeersongelukken plaats. In 2018 waren er zelfs 678 dodelijke ongevallen. Het aantal ernstige verkeersslachtoffers per jaar wordt geschat op 21.000.[1] Dit betekent 58 ernstige slachtoffers per dag. Dit hoeft nog niet eens gepaard te gaan met hoge snelheden en/of andere ernstige verkeersovertredingen. Zo kun je vervelend ten val komen als je net even moet uitwijken voor iemand die plotseling remt. Of iemand die voor je slingert. Een ongeluk zit namelijk in een klein hoekje.
Allereerst is het belangrijk om de verschillende partijen in hun hoedanigheid betrokken bij het verkeersongeval te kwalificeren. Dit kan bijv. zijn als auto, motor, bromfiets, snorfiets, voetganger, fietser, tram, metro, tractor etc. Deze kwalificatie is ontzettend belangrijk voor het juridisch kader wat van toepassing is op jouw zaak. Het lijkt wellicht gemakkelijk, maar dit is het niet altijd. Hoe zit dit bijvoorbeeld met trams, metro’s, racefietsers, ligfietsers, e-bikes, Speedbikes, Biro’s, hooverboards, fietsen met trapondersteuning en/of elektrische steps? Wanneer is iets wel of geen motorrijtuig? Enkel eigenaren/houders van motorrijtuigen zijn volgens de Nederlandse wetgeving verplicht om de burgerrechtelijke aansprakelijkheid (ex. art. 6:162 BW en 185 WVW) te dekken middels een afgesloten WAM-verzekering.
Gemotoriseerd versus gemotoriseerd
Op ongevallen waarbij alleen motorrijtuigen betrokken zijn, is art. 6:162 BW (“de onrechtmatige daad”) van toepassing. Dit betekent dat “gewoon” gekeken moet worden naar wat er precies is gebeurd en er sprake is van een schuldaansprakelijkheid: er dient sprake te zijn van een (verkeers)fout van de ander, die aan die ander toe te rekenen is. Art. 6:162 BW biedt genoeg mogelijkheden, waar het wel aan ons samen met jou is om te bewijzen dat er een verkeersfout door de ander gemaakt is. Dit is al snel het geval bij bijv. een verkeersovertreding. Ook in dat geval heb je vaak gewoon recht op een schadevergoeding, maar dit is uiteraard afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Gemotoriseerd versus ongemotoriseerd
Voor verkeersongevallen tussen een motorrijtuig en een niet-gemotoriseerde verkeersdeelnemer geldt echter het regime van art. 185 WVW. Het betreft een vergaande aansprakelijkheid ter bescherming van de meer kwetsbare niet-gemotoriseerde verkeersdeelnemer, zoals voetgangers of fietsers. De gedachte achter deze regel is dat het onbeschermde menselijk lichaam het altijd aflegt tegen de zwaardere massa en grotere snelheid van het motorrijtuig. Om een beroep op deze regel te kunnen doen, geldt dat het ongeval op een voor het openbaar verkeer openstaande weg heeft plaatsgevonden, dat er met het motorrijtuig gereden is en dat er sprake is van een verkeersongeval c.q. een verkeerssituatie (dus bijv. niet een spontaan in brand vliegende auto). Maar wat houdt deze vergaande bescherming nou eigenlijk in?
Artikel 185WVW
Deze vergaande bescherming voor ‘zwakke verkeersdeelnemers’ heeft in verschillende arresten geleid tot de zogenoemde 50% en 100%-regel. De 100% regel geldt voor kinderen tot 14 jaar en houdt in dat eigen schuld in het verkeer van kinderen beneden de 14 jaar in het verkeer alleen in geval van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid wordt aangenomen. Dit is nog nooit in de rechtspraak voorgekomen en betekent in de praktijk dus dat de schade van kinderen tot 14 jaar volledig worden vergoed. Het beroep op overmacht is dus beperkt tot bovengenoemd criterium.[2]
De 50%-regel geldt voor zwakke verkeersdeelnemers vanaf 14 jaar en ouder.[3] Dit betekent dat de eigenaar – behoudens overmacht waarvoor wel een ander criterium geldt – in ieder geval voor de helft van de schade van de fietser of voetganger aansprakelijk is, tenzij sprake is van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid. Van overmacht is sprake als de bestuurder van het motorrijtuig rechtens geen enkel verwijt kan worden gemaakt en dat de gedragingen van anderen zo onwaarschijnlijk waren dat de gemotoriseerde daarmee in redelijkheid geen rekening behoefde te houden. Dit wordt slechts in uitzonderlijke gevallen gehonoreerd. De overmacht of opzet c.q. bewuste roekeloosheid dient overigens door de bestuurder van het motorrijtuig gesteld en bewezen te worden. De overige 50% dient op grond van art. 6:101 BW beoordeeld te worden: een afweging van omstandigheden (causale afweging) en daarna de billijkheid (subjectieve factoren, zoals mate van verwijtbaarheid).
Hoewel aansprakelijkheid in het verkeersrecht een zeer casuïstische aangelegenheid is, hier wat voorbeelden wanneer wel of geen geslaagd beroep op overmacht aan de orde kan zijn. Het is van belang dat het van de gemotoriseerde verkeersdeelnemers verwacht wordt dat hij anticipeert op onjuist gedrag van andere weggebruikers.
Heb je een verkeersongeval gehad?
Voor al je vragen over verkeersongevallen en juridische bijstand kun je bij ons terecht.
Overmacht gaat bijvoorbeeld niet op bij
- gebreken aan een voertuig;
- een fout van de ongemotoriseerde waardoor geen voorrang aan motorrijtuig wordt verleend;
- plotseling oversteken door de ongemotoriseerde;
- het zonder licht rijden van de ongemotoriseerde;
- een combinatie van bovengenoemde;
- de aanwezigheid van verkeersvoorziening (bushalte), ondanks dat het slachtoffer nauwelijks zichtbaar was en buiten de bebouwde kom liep op de weg;
- de situatie waar een voetganger goed zichtbaar moet zijn geweest, ondanks plotseling oversteken
- een voetganger die stilstaat en midden op de weg voorover valt;
- een onzekere toedracht.
- Er zijn minder veel uitspraken waar overmacht wel op gaat, want een gehonoreerd beroep hierop is uitzonderlijk. Er lijkt zich nu een tendens voor te doen dat bij ‘andere’ dan normale fietsers (dus racefietsers, ligfietsers en e-bikes, eerder een beroep op overmacht gehonoreerd wordt.
Omgekeerd kan je als zwakke verkeersdeelnemer ook een beroep doen op art. 185 WVW als juist jij wordt aangesproken voor het veroorzaken van de schade. Dit betekent dat de gemotoriseerde zijn schade alleen volledig vergoed kan krijgen als sprake is van overmacht. Hiervan zal niet snel sprake zijn. Dit wordt ook wel de reflexwerking van art. 185 WVW genoemd. Bij AVB Law zijn we volledig op de hoogte van alle meest recente ontwikkelingen op het vlak van overmacht en eigen schuld! Deze kennis is uitermate noodzakelijk om een passende compensatie in jouw geval te kunnen regelen.
AVB-LAW is uw verkeersspecialist
Heb jij een ongeval gehad waar je betrokken was als zwakke verkeersdeelnemer, te weten voetganger of fietser? Dan is de kans groot dat jouw schade sowieso voor 50% vergoed dient te worden, behoudens overmacht of opzet c.q. bewuste roekeloosheid. In het geval je jonger bent dan 14 jaar, dient zelfs de gehele schade vergoed te worden.
Heb jij een ongeval gehad waar je als bestuurder met een motorrijtuig bent betrokken? Ook dan niet gevreesd. Art. 6:162 BW biedt genoeg mogelijkheden en bij AVB Law zijn wij uitstekend thuis in de Wegensverkeerswet (WVW), het regelement Verkeersregels en Verkeerstekens (Rvv) en het Wegensverkeersregelement (WVR). Overtreding van een van de daarin neergelegde regels is civielrechtelijk gezien in beginsel onrechtmatig.
Daarnaast zijn we gespecialiseerd in het gemene aansprakelijkheidsrecht (WAM verzekering) maar ook in diverse first partyverzekeringen voor verkeersdeelnemers, zoals de ongevallenverzekering, ongevallenverzekering inzittenden (OVI), schadeverzekering inzittenden (SVI) en werknemers schadeverzekering. Wist je bijvoorbeeld dat de SVI verzekeraar bij een eenzijdig ongeval of een door eigen schuld veroorzaakt ongeval uitkomst kan bieden en dat de advocaatkosten als buitengerechtelijke kosten moeten worden vergoed?[4]
[1] Artikel verkeersongevallen
[2] HR 31 mei 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0253 (Marbeth van Uitregt); HR 1 juni 1990, ECLI:NL:HR:1990:AB7631 (Ingrid Kolkman).
[3] HR 28 februari 1992, NJ 1993, 566 (IZA/Vrerink).
[4] ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ6469